Voor je een schot op doel kunt lossen moet je een schietpositie hebben ingenomen. We gaan er vanuit dat je “opgelegd” gaat schieten. Dat wil zeggen dat je de luchtbuks aan de voorkant op een schietsteun legt. Je ondersteunt daarbij het voorste stuk van je kolf. Hoewel je bij persluchtbuksen ook de loop kunt ondersteunen is dat af te raden omdat de loop daarmee bekrast wordt.
Vervolgens bekijk je in de richtkijker jouw doel. Als het goed is staat de ooglens (oculair) al scherp gesteld. Het doel moet je echter nog wel scherp stellen. Daarvoor zoom je maximaal in op je doel. Nu ga je het beeld met de veldlens (objectief) scherpstellen. Als het beeld scherp is draai je de zoom terug naar jouw voorkeursinstelling. Tussen 4x en 6x vergroting. Het is goed om altijd met dezelfde vergroting te schieten. Je went dan aan het beeld en leert wat het effect van een afwijking is. Als je een laser gemonteerd hebt kun je de laser gebruiken om te controleren of het beeld parallax-vrij is.
Na het instellen van de veldlens (objectief) kun je ongeveer aflezen wat de afstand is. Vaak worden de afstanden in Engelse maten aangegeven en vaak is de aanwijzing onnauwkeurig. Je kunt besluiten om de aanduidingen naar meters om te zetten. Je plakt (met wit isolatieband) het objectief af en markeert met stift je eigen metingen. Bijvoorbeeld 5m, 10m, 15m 20m 25m en 30m. Gewoon een kwestie van afstanden meten scherpstellen en markeren op je kijker.
Na het scherpstellen weet je dat de richtkijker parallax vrij (dus nauwkeurig) is. Je weet ook ongeveer de afstand tot het doel. Ligt het doel binnen de PointBlank dan kun je gewoon het draadkruis als mikpunt gebruiken. Ligt het erbuiten, dan moet je corrigeren.
Je doet er verstandig aan om voor iedere afstand markering de eventuele correctie op een briefje te schrijven en op je kolf te plakken. Stel je je doel is 10 meter (af te schatten op de richtkijker) van je verwijderd. Volgens de onderstaande kogelbaan moet je dan 0,9 cm hoger mikken en dat komt overeen met bijna 1 stip onder het draadkruis. (bij 4x vergroting). Let op als de vergroting verandert dan verschuiven de correcties.
Als je de laserrichter gebruikt om te corrigeren kun je dit allemaal overslaan en gewoon de correctie van de laser overnemen. Je hoeft dan ook geen afstanden op je richtkijker af te lezen. Ook de ingestelde vergroting heeft dan geen invloed. Daarom hierbij nogmaals een pleidooi voor laser-ondersteuning bij het corrigeren van je mikpunt.
Tot zover is het allemaal een kwestie van theorie. Echter: Beginnende schutters zullen kennis maken met een aantal merkwaardige effecten van hun ogen. Deze effecten treden op als te lang op een doel wordt gemikt. Eén wordt hier besproken:
- Het schijnbaar bewegen van het doel (het auto-kinetisch effect)
Als langer dan 5 seconden door de richtkijker naar een beeld wordt gekeken dan raken de ogen vermoeid en drijven weg van de focus. Een bijzonder effect is dat de hersenen het beeld corrigeren en het lijkt alsof het beeld niet is veranderd. Als je dan afdrukt kan het gebeuren dat de kogel onverklaarbaar ver afzwaait. Beginnende schutters denken dan dat er iets mis is met hun luchbuks.
Het bovenstaande effect kan worden voorkomen door variatie in het beeld. Door even te knipperen of even ergens anders op te mikken kan het effect worden voorkomen. Sowieso is het goed om beide ogen open te houden. Hierdoor heb je meer zicht op de omgeving en voorkom je dat de ogen vermoeid raken. De aanloop naar het schot in het hiervoor besproken “geduld en beheersing” maakt dat pas op het laatste moment de veiligheid wordt ontgrendeld. Vanaf dit moment ga je echt mikken en afdrukken.
Van een andere orde maar wel met hetzelfde gevolgen zijn spierreflexen. Deze reflexen zijn natuurlijke reacties van het lichaam om zich te beschermen tegen bedreiging.
- Het effect van de psychologische en/of fysieke spierreflex
Spierreflexen zijn onvrijwillige bewegingen op het moment dat het geweer wordt afgevuurd. Dit komt omdat de schutter op onbewust niveau ongerust uitziet naar wat er zal gebeuren. Een slag, een luid geluid of een plotselinge beweging bij ons oog is genoeg om een dergelijke reactie te veroorzaken. Dat is precies wat er gebeurt als de luchtbuks wordt afgeschoten.
Bij de perfecte luchtbuks zijn de terugslag, het geluid en de beweging van de buks minimaal. Maar er zijn ook andere reden waarom het lichaam zo kan reageren. Angst om te missen of juist angst om iets te raken kunnen in het lichaam bijzondere reacties oproepen. Door oefening en ervaring kunnen dergelijke lichamelijke reacties worden vermeden.
Tenslotte is er het moment van het overhalen van de trekker. Een schot afvuren lijkt eenvoudig. Toch is het op correcte wijze afdrukken een ingewikkelde handeling. Er zijn een paar voorwaarden voor een goed schot.
- Het afdrukken moet snel gebeuren,
- met een gelijkmatige beweging waarbij het geweer niet mag bewegen,
- op het juiste moment,
- zonder onnodige spierspanning
- en het moet altijd met dezelfde kracht gebeuren.
Het meeste is een kwestie van oefenen, maar er zijn ook wel wat basale aanwijzingen te geven. Zo is de manier waarop de rechter hand de luchtbuks vasthoudt belangrijk. De hand en de arm moeten recht ten opzichte van elkaar staan om extra spierspanning te voorkomen. De handpalm ligt stevig op de greep maar de hand en de vingers moeten niet knijpen. Het vastpakken met de middelvinger moet stevig zijn zodat de hand niet kan schuiven. De druk die de ringvinger uitoefent is geringer. Duim en pink worden om de greep gelegd en zijn vrijwel ontspannen. De trekker-vinger is vrij van de kolf en de greep. De rechter arm hangt ontspannen naar beneden en trekt daarmee de luchtbuks tegen de schouder. Ook als je elleboog wordt ondersteund door een tafel mag er geen knik in de pols zitten. De arm en de pols staan recht t.o.v. elkaar. De rechter afbeelding hierboven is de correcte houding.
De trekker-vinger kun je op twee manieren op de trekker plaatsen. Dit is afhankelijk van de lengte van de vingers. De methode met de trekker op de vouw tussen de vingerkootjes heeft de voorkeur en is mogelijk alleen te realiseren met het instellen van de trekker. Veel belangrijker is dat de vinger haaks op de schietrichting staat in de laatste fase van het overhalen van de trekker en dat de beweging precies in de lijn met de loop wordt uitgevoerd. Het eerste deel is de vrije slag en hier komt het minder nauw.
Bij het overhalen van de trekker adem je uit. Tijdens het uitademen neem je de vrije slag weg totdat je tegen de weerstand aanloopt. Je houdt je adem in. Terwijl de bewegingen van het geweer verder afnemen voer je op een gelijkmatige manier de druk op totdat de luchtbuks als vanzelf afgaat. Als het schot afgaat blijf je de druk op de trekker gelijk houden totdat de buks tot rust komt. Dan pas laat je de trekker los. Houdt tijdens het schot de ogen open en blijf op het doel mikken. Kijk naar wat er gebeurt. Voor veel mensen is het afgaan van een schot een soort magisch moment. Als je raak gaat schieten weet je dat vaak al voordat je afdrukt.
Na het schot,….. onmiddellijk de buks vergrendelen!